het - hij
- het
- het (Amerikaanse) Congres
- het (geld) groeit mij niet op de rug
- het (helemaal) maken
- het (kleinste) gemene veelvoud
- het (kunnen) bolwerken
- het (mannelijk) lid
- het (minste of) geringste bracht haar al van haar stuk
- het (moeten) afleggen tegen iemand/iets op het gebied van
- het (recht van) hoor en wederhoor toepassen
- het 50 km snelwandelen
- het aan de lever hebben
- het aan de stok hebben met iemand
- het aan de stok krijgen met iemand
- het aan het hart hebben
- het aanbod (gretig) aangrijpen
- het aanbod van auto's in de spitsuren is gegroeid
- het aandurven om
- het aaneengroeien (van)
- het aaneenschakelend zinsverband
- het aankijken niet waard
- het aantal aanslagen per minuut
- het aantal arbeidskrachten
- het aantal beoefenaars van deze sport
- het aantal bestuursleden uitbreiden tot acht
- het aantal bezoekers viel tegen
- het aantal geregistreerde woningzoekenden
- het aantal gewonden is nog onzeker
- het aantal gewonnen/verloren wedstrijden
- het aantal ingeschreven studenten
- het aantal inschrijvingen voor de cursus
- het aantal inwoners per vierkante kilometer
- het aantal kerkgangers loopt terug
- het aantal leden bedraagt …
- het aantal lezers neemt nog steeds toe
- het aantal nam gestaag toe
- het aantal overnachtingen
- het aantal slachtoffers minimaliseren
- het aantal verkeersslachtoffers is dit jaar groter
- het aardse